Parasha 37 Shelach lecha Zend mannen uit


Lezen Thora: Numeri 13:1-15:41 Haftara: Jozua 2:1-24 2e Testament: Hebreeën 3:7-4:1


De Parasha van deze week begint met het bekende verhaal over de verspieders. Het is niet zo maar een gebeurtenis. Eén met grote gevolgen. Dan denken we aan de verspieders zelf, maar het treft het hele volk. Tegelijk is het een voorbeeld of waarschuwing voor ons. Terwijl we dit lezen zien we het hart van Jahweh en de voorbidder Mozes.

Is er een rode lijn? Zeker. Naar mijn mening is dat geloof. De Vader zoekt mensen die geloven en vertrouwen in Hem en op Zijn beloften. Ik hoop dat het Woord van God ook deze keer weer inspireert.


Numeri 13:1-3 Wat hebben we dit ondertussen al vaak gelezen: De HERE sprak tot Mozes.. En dan krijgt Mozes (en regelmatig Aäron) woorden om te spreken, of een opdracht. Nu moet Mozes van elke stam één vorst zenden om het land Kanaän te verspieden. Het woord verkennen vind ik mooier.

Numeri 13:4-16 Mozes zend de mannen heen. Opvallend zijn de namen van Juda: Kaleb en van Efraïm:  Hosea (Jozua).

Numeri 13:17-20 De opdracht die ze meekrijgen is helder. Ze weten waar ze naar toe moeten gaan, waar ze op moeten letten, wat is sterk en wat is zwak etc..

Numeri 13:21-24 In Hebron zagen ze Enakieten. Daar namen ze druiventrossen, die ze afsnijden meenamen. Ook enige granaatappels en vijgen.

Numeri 13:25-33 Na precies 40 dagen komen de verkenners en brengen verslag uit aan Mozes. De vruchten van het land worden getoond. Maar snel slaat de stemming om. Ja, dit is goed wat jullie toen, echter de Enakieten. Groot, sterk, wij zijn maar sprinkhanen. De steden zijn ommuurd. Tien verspieders spreken ongeloof uit. Geen vertrouwen op de belofte met Hem zullen we het innemen. Op twee na. De eerste wordt nu genoemd. Kaleb. Later ook Jozua. Is het niet opvallend? De stamvorsten van Juda en Efraïm spreken geloof uit. Herken je weer de lijn van Juda en Efraïm?

Numeri 14:1-4 De woorden van geloof maken geen indruk. Het ongeloof van de 10 verkenners heeft als gevolg dat het volk haar moed verliest. De hele nacht huilen zij. Wij kunnen veel beter terugkeren naar Egypte!

Numeri 14:5-10 Mozes en Aäron werpen zich op hun aangezicht. Kaleb en Joshua spreken opnieuw woorden van geloof uit. Het land is volgens heb buitengewoon goed en als de HERE met ons is. Het volk wilde helaas met stenen komen. Dan verschijnt de HERE.

Numeri 14:11-19 De HERE komt met de kernvraag: Hoelang zullen Mij versmaden, hoelang zullen zij niet op Mijn vertrouwen. Hij wil hen met de pest slaan, uitroeien. De situatie doet aan het gouden kalf denken. Ook toen deed Mozes, net als nu, intensieve voorbede. De woorden komen overeen.

Numeri 14:20-36 Opnieuw schenkt God vergeving, maar de 10 verspieders zullen het beloofde land niet ingaan.

Numeri 14:37-38 De verspieders worden vanwege het brengen van een kwaad gerucht, vanwege hun ongeloof, door een plaag getroffen.

Numeri 14:39-45 De volgende dag lijkt het alsof het volk in eigen kracht, niet gebaseerd op vertrouwen in het spreken van God, een inval te doen in het Zuiderland. Mozes waarschuwt hen indringend, maar ze willen niet luisteren. Een grote nederlaag volgde. Wandelen in geloof is volledig vertrouwen op Hem en niet op eigen stemmen ingaan.

Numeri 15 Ineens geeft de HERE weer onderwijs. Over vuuroffers, over onopzettelijke zonde, over een sabbatschender en over gedenkkwasten. Het is wel een overgang. Voor een deel heeft het betrekking op de tijd die nog moet komen in het land. Zouden deze verzen hier specifiek staan, omdat Hij het volk de weg wijst, na zo’n ingrijpende gebeurtenis? Hoe kunnen jullie Mij naderen? Hoe kunnen zonden weggenomen worden? En een gedenkkwast is een belangrijke herinnering. Elke keer als je deze kwast aan je kleding ziet, herinner je Mijn geboden. Hij blijft het volk zoeken, zodat ze in geloof kunnen wandelen.


Jozua 2:1-24 Bij de Haftara-lezing zijn we aangekomen bij de inname van het land. De goede verspieder Jozua is nu zelf de leider van het volk. Hij heeft met Kaleb alle Israëlieten overleefd. In het verborgene stuurt hij twee verspieders naar Jericho. Zij komen uiteindelijk bij Rachab, een prostituee. Die verbergt hen, omdat de koning op zoek is naar hen. Rachab zorgt voor een list en de twee verspieders ontkomen. Ondertussen geeft ze door hoe zij schrik hebben voor de HERE. Het getuigenis had Jericho al eerder bereikt. Maar dan komt er dieper geloof. Rachab erkent dat de HERE de God van hemel en aarde is. Zij vraagt om redding, bescherming op het moment dat ze Jericho zullen innemen.


Hebreeën 3:7-4:1 Een mooie verbinding met de hoofdstukken uit Numeri. Wat hen is overkomen, is ons een voorbeeld. Wij worden opgeroepen om niet te verharden, om vast te houden in geloof. In Jeshua, onze zekerheid. Hem niet loslaten. Er wacht ons nog een belofte van rust. Laten wij in geloof vertrouwen op Hem.