Parasha 13 Namen (Sh'mot)
Lezen Exodus 1:1-6:1; Jesaja 27:6-28:13; 29:22,23; Handelingen 7:17-35
Vandaag beginnen we aan het tweede boek van Mozes. Wij kennen het boek met de naam Exodus (= uittocht). In dit boek ligt, in tegenstelling tot Genesis, meer de nadruk op het volk. Natuurlijk leren we Mozes kennen als persoon, zoals we eerder Abraham, Jakob, Jozef hebben leren kennen.
Ook in dit boek komen patronen terug. De lijn van Juda en Efraïm komt terug, maar minder sterk. Let goed op het woord ‘dienen’, ‘diensthuis’, ‘dienaars etc.. Het komt regelmatig voor.
Laten we snel beginnen, want er is een ander woord wat mij opvalt, terwijl ik het lees. Dat is niet vreemd, want het is ook de titel van deze Parasha: Namen. Met name dat God zich bekend maakt als Jahweh.
Exodus 1:1 Het hoofdstuk begint met de namen van de zonen van Israël. Later zullen ze als stammen Egypte verlaten. De context van dit boek wordt in de eerste verzen verteld. Met 70 zielen kwam Jakob. Het volk was zeer vruchtbaar, het vermenigvuldigde zich, ze werden talrijk. In berekeningen wordt genoemd dat ze op een bepaald moment 25% van de bevolking waren.
Exodus 1:10-14 Bij de Farao zorgde deze groei voor spanning. Straks nemen ze de macht over? De nieuwe koning kreeg vrees. Hij liet hen mishandelen, legde dwangarbeid op. De groei zette door, ook de vrees.
Exodus 1:15,16 De koning schakelt vroedvrouwen in, met de opdracht elke zoon te doden. Opmerkelijk is dat de vroedvrouwen bij naam worden genoemd: Sifra en Pua. Zij vreesden God. Dat is een geheel andere vrees, daar is de zegen mee verbonden. Zichtbaar in de gezinnen die ze zelf kregen. Die gezonde vrees zorgde, dat zij niet blindelings naar de Farao luisterden. Ze proberen te doen wat ze kunnen. Ondertussen reageert Farao steeds heftiger.
Exodus 2:1,2 Het accent ligt op de naam Levi, de stam waartoe de ouders van Mozes behoorden. Hun namen werden hier niet genoemd, wel In 6:19. De ouders, met name de moeder, weerstonden ook de enorme druk van Farao en verborgen hun jongste kind. Het kind was schoon. Zo wordt het ook genoemd in Handelingen 7:20 (zelfs schoon voor God) en Hebreeën 11:23.
Exodus 2:3,4 De moeder kon Mozes niet langer verborgen houden. Wat een geloofsstap. Zij stopt Mozes in een biezen kistje en hoopt op redding, want anders zou de dochter, Mirjam, niet mee zijn gestuurd. Dit wonder gebeurt. De dienaressen van Farao zien het kistje drijven, ontdekken het Hebreeuwse kind en brengen het bij de dochter van Farao. Met behulp van Mirjam komt na instemming Mozes terug bij zijn moeder. De naam Mozes wordt overigens door de dochter van Farao gegeven: ‘ik heb hem uit het water getrokken’. De vrouwen spelen in dit gedeelte de hoofdrol.
Overigens heeft de ‘ark’ van Noach en het ‘kistje’ hetzelfde Hebreeuwse woord.
Exodus 2:11-14 Inmiddels is Mozes naar het hof gebracht, en als hij ouder wordt, speelt zijn afkomst in hem een rol, als een Egyptenaar een Hebreeuwse slaaf sloeg. Mozes slaat de Egyptenaar, en als het later ontdekt wordt, vlucht hij uit vrees naar Midjan.
Exodus 2:16-22 Daar zit Mozes bij de bron. Toch een patroon is dit. Eliëzer bij de bron, Jakob bij de bron, nu Mozes. Allen staan voor een nieuwe fase en waarbij de toekomstige vrouw aan komt lopen naar de bron. Mozes krijgt van de priester van Midjan Zippora als vrouw. Gersom is de naam van hun eerste kind: ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land. Een toepasselijke naam die Mozes: dit is de 3e cultuur waarin Mozes opgroeit en/of leeft.
Exodus 2:23-25 Het is al vele jaren later en we gaan kort naar het volk Israël. Zij zuchtten onder de slavernij en schreeuwden het uit. Deze roep hoorde God. Hij dacht aan zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob. (let op: opnieuw namen) De Regisseur komt net als in Genesis in beeld. Hij begint aan een verlossingsplan. Aanvankelijk weet en merkt het volk hier niets van. De Regisseur handelt vaak veel eerder dan we denken.
Exodus 3:1-5 De bekende geschiedenis van de brandende braamstruik, zonder dat deze verbrandt. Mozes komt dichterbij, Het is een ontmoeting met de Engel des HEREN die volgt. Op heilige grond doet hij zijn schoenen uit: een teken van overgave.
Exodus 3:6 Het wordt nog mooier, maar God maakt zich hier bekend met ‘Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob’. Een parel die naam. Moet je voorstellen dat Mozes van cultuur naar cultuur, bijna ouderloos door het leven gaat, veel heeft meegemaakt, in een vreemd land woont. En dan komt die naam.
Mozes verbergt zijn gelaat (dit komt meerdere keren voort). Hij vreesde God.
Exodus 3:10-15 God komt met een grote opdracht: Ik zend u, om het volk uit Egypte te redden. Wie ben ik, is de begrijpelijke reactie van Mozes? IK ben met jou. Breng het volk naar deze berg. En als ze willen weten wie mij gezonden heeft? Wat is Uw Naam?
En dan komt de openbaring van Zijn Naam. De meest bijzondere Naam die er is: Ik ben JAHWEH. Bijna niet te vertalen. Ik ben, die Ik ben. Ik ben de altijd Aanwezige, Ik zal er voor je zijn. Wat een Naam. Die naam is voor eeuwig en Ik wil met die Naam worden aangeroepen. Ik ben die Ik ben.
Exodus 3:16-18 Zeg tegen het volk, dat de HERE mij is verschenen en wat Hij wil gaan doen. Ze zullen naar je stem horen.
Exodus 3:19-21 Let wel: Farao zal niet luisteren, hij zal zich verharden. Er komen wondertekenen. De Egyptenaren zulle jullie goedgunstig zijn.
Exodus 4:1-9 Mozes blijft vragen stellen, bezwaren. Het lijkt ook iets van de Oosterse cultuur van onderhandelen. God laat hem wondertekens doen. Bij de 1e wordt zijn Naam bekendgemaakt aan Egypte en het oordeel aangekondigd, de hand in de boezem verwijst naar de reiniging die God wil geven aan Zijn volk.
Exodus 4:10-12 Een andere tegenwerping van Mozes. ‘Ik ben geen spreker’. Maar God zegt: ‘Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet’. In vers 11 staat overigens een prachtige parel over wie God is.
Exodus 4:13-17 Mozes heeft zoveel bevestigingen gehoord, toch wil hij het opgeven; ‘zend iemand anders’. God wordt boos en tegelijk geeft hij ruimte en komt met een totaal onverwachte toezegging. Hij heeft Aäron zijn broer geroepen. Aäron is al onderweg. God is heel gevoelig: Aäron zal erg blij zijn bij de ontmoeting. Hij zal namens jou tot het volk zijn en jij zult hem tot God zijn. Een opmerking die ik niet zomaar kan toelichten. (Begrijp: ik beschrijf puur wat ik nu lees en me herinner, ik doe bijna geen naslagwerk tijdens de uitwerking van deze Parasha)
Mozes moet wel de staf meenemen. Even later noemt hij het de staf Gods. God kan iets gewoons tot iets bijzonders maken.
Exodus 4:18-26 Mozes krijgt van Jetro (Jeter) toestemming om te gaan. Met Zippora en beide vrouwen gaat hij op pad. God spreekt nog enkele woorden tot Mozes, onder meer een prachtige parel: ‘Israël is mijn eerstgeboren zoon’. Waarschuw Farao dat hij deze eerstgeborene moet laten gaan, anders zal Ik zijn eerstgeboren zoon doden. Onderweg komt nog die wonderlijke gebeurtenis, dat de HERE Mozes wil doden! Zippora pakt een stenen mes en besnijdt de voorhuid van Gersom. Opnieuw:om meer hierover te zeggen, moet ik mijn aantekeningen raadplegen. Voor nu: Mozes moet, wil hij overtuigend zijn, zich houden aan het verbond.
Exodus 4:27-31 De ontmoeting met Aäron volgt. Mozes vertelt alles. Trouwens, ik vind de gehoorzaamheid van Aäron ook opmerkelijk. Aangekomen in Egypte krijgen de oudsten van het volk al de woorden van God te horen. Ze knielden neer. Hoop komt.
Gisteren las ik: ‘Wanneer de dagen onzeker zijn, wanneer we niet weten wat we verder moeten doen of waar naar toe te gaan: geef uw hoop niet op!’
Exodus 5 Bij de eerste ontmoeting met Farao reageert hij: wie is de HERE? Naar wie moet ik luisteren? Hij kent de Naam niet. Farao reageert verbolgen op het bezoek van Mozes en Aäron. Hij verzwaart de slavernij. De Israëlieten ontdekken de reden van de verzwaring en worden vervolgens boos op Mozes en Aäron. Mozes gaat bidden. ‘Ik spreek in Uw Naam. Waar is de redding?’ De HERE schrikt niet. Hij weet wat en hoe Hij het doet: Ik ben de HERE!
Jesaja 27:6-28:13 De ‘Haftara’ begint met een parel: …. Israël zal bloeien en uitspruiten, zodat zij de wereld met vruchten vervullen.
Of deze mooie link met Exodus 19: ‘Er zal op een grote bazuin geblazen worden… gij zult ingezameld worden, één voor één, kinderen Israëls….neerbuigen voor de HERE op de heilige berg te Jeruzalem’. (vers 13). En deze: ‘de HERE zal tot een sierlijke kroon en een prachtige diadeem zijn voor de rest van zijn volk’
De HERE zal nogmaals door Zijn volk Naam maken in de wereld.
Handelingen 7:17-35 Stefanus getuigt van die Naam. Hij, als Jood, speekt over de Naam aller Namen, die Ik ben zo dichtbij bracht. Met een gelaat als het gelaat van een engel spreekt hij. Onder meer over Mozes. Uiteindelijk werd hij gestenigd. Vol van de Heilige Geest, zag Hij de hemel geopend. “Zie, ik zie de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods”.
Ben jij onder de indruk van die Naam?