Parasha 25 Achtste Shmini
Lezen Leviticus 9:1-11:47; 2 Samuël 6:1-7:17; Mattheüs 3:11-17
We gaan verder met de Parasha. We pakken de draad op, op de achtste dag van de inwijding van Aäron en zijn zonen tot hogepriester en priester. Spoedig daarna een ingrijpende gebeurtenis met twee zonen van Aäron. Ook de lezing uit de Haftara heeft meerdere kanten. Heilig versus onheilig, rein versus onreine. Deze tegenstellingen lijken wel de rode draad te zijn.
Laten we gaan lezen.
Leviticus 9:1-4 De achtste Zeven dagen waren Aäron en zijn zonen niet geweken van de ingang van de tent van de samenkomst. Daar waren ze gewijd. Nu treden ze naar buiten en brengen een offer. Ook de Israëlieten komen en brengen offers.
Leviticus 9:5-7 Alles gaat plaatsvinden en er komt verwachting, want de HERE gaat verschijnen.
Leviticus 9:8-22 Zorgvuldig worden de offers gebracht.
Leviticus 9:23,24 Uiteindelijk gaan Mozes en Aäron de tent van de samenkomst binnen en zodra zij naar buiten komen zegenden zij het volk. Dat is het moment dat de heerlijkheid verschijnt met vuur. Het verteert het brandoffer, de vetstukken. Uit reactie begint het volk te juichen en ze werpen zich op hun aangezicht.
Leviticus 10:1-7 Aan de ene kant is er het vuur uit de hemel, wat de heerlijkheid symboliseert, maar kort hierna komt het verterende vuur. Het vuur wat twee zonen van Aäron verteerd, omdat zij, Nadab en Abihu, vreemd vuur voor het aangezicht van de HERE brachten. De geschiedenis doet denken aan Ananias en Saffira (Handelingen 5). Jahweh benadrukt Zijn heiligheid.
In het prachtige vers, een parel, komt dit naar voren: aan degenen die Mij het naaste staan zal Ik Mij verheerlijken en ten aanschouwen van het gehele volk zal Ik Mij verheerlijken. Wat de twee zonen hadden gedaan is onzeker, maar wat wel zeker is dat we geen loopje kunnen nemen met wat Hij heilig noemt en hoe Hij genaderd wil worden.
Aäron zweeg. Geschrokken? Verdriet. Of dacht hij terug aan het moment van het gouden kalf. Als Mozes niet voor hem had gebeden, had hij hier niet meer gestaan.
Leviticus 10:8-11 Nadat de overleden zonen uit de tent zijn gedragen, begint Hij tot Mozes te spreken over het niet drinken van wijn of bedwelmende drank tijdens de dienst in de tabernakel. Is dit een indicatie van de oorzaak dat Hij kwam met verterend vuur?
Leviticus 10:16-20 De spanning is voelbaar bij Mozes als het zondoffer niet gegeten is op de heilige plaats, maar verbrand. Het bloed is niet in het heiligdom gebracht. Mozes wordt boos, maar Aäron reageert dat hij het niet gepast vond om het nu te eten. Mozes accepteert dit.
Het eerste zondoffer is volledig voor Hem. Zoals later het Lam zich als eerste volledig aan Hem zou geven.
Leviticus 11 Reine en onreine dieren Nu volgt een hoofdstuk over reine en onreine dieren, vogels, wat vliegt met 4 vleugels (sprinkhanen) of zwemt in het water. Bij dieren wordt onderscheid gemaakt tussen wie herkauwt (=rein) en gespleten hoeven. Daarvan mag men eten. Al lezend krijgen we een aardige indruk wat Hij rein ziet en/of onrein. Waarom precies deze scheiding? Vaak denk men aan hygiëne. Dit zou zeker kunnen, het blijft toch een open vraag. Hij is degene die bepaalt en mag bepalen: wat is heilig? Wat is rein? Wij mogen leven naar Zijn heiligheid. Of zoals vers 44 zegt: weest heilig, want Ik ben heilig.
2 Samuël 6:1-7:17 De intocht van de ark door David en zijn verlangen om de tempel te bouwen. Dat zijn de belangrijkste thema’s van dit deel van de Parasha. Een verbinding die we kunnen ontdekken is dat hier ook doden vallen, als David de ark niet op juiste wijze terugbrengt. En degenen die het doen proberen de ark vast te grijpen, uit reactie, omdat één van de runderen struikelt. De ark is heilig. Zijn naam is daarover uitgeroepen.
David laat de ark bij Obed-Edom achter. Ogenblikkelijk komt er zegen. Later haalt David opnieuw de ark. Nu op de juiste wijze, gedragen door dragers, offers brengend. David juicht en danst uit alle macht in een linnen lijfrok. Zijn vrouw ziet dat en zij veracht het.
Ook David zegent het volk en het volk krijgt druivenkoeken, broodkoeken en één stuk vlees. Zij gaan gezegend naar huis. David ook, maar hij krijgt een botsing met zijn vrouw. Koos zij wel het juiste? David wil vervolgens een tempel bouwen, maar Natan, de profeet, krijgt bijzondere woorden van God. De handen van David zijn niet schoon. De HERE zelf zal het huis bouwen, door de zoon van David, dat is Salomo.
Een prachtige parel: Uw huis en koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd.
Mattheüs 3:11-17 Het is Johannes de Doper die wijst op de komst van Iemand. Hij zal dopen met de heilige Geest en vuur. Weer een onderscheid wordt gemaakt, nu tussen graan en kaf. Die Iemand is niets minder dan Zijn eigen Zoon. Een stem uit de hemel bevestigt dat, terwijl de Heilige Geest als een duif op Jeshua komt. Op het moment dat Hij zich liet dopen.