Parasha 31/32 Op de berg (Behar)  In mijn voorschriften (beChoekotai)


Lezen Thora: Leviticus 25:1-27:1-34 Haftara: Jeremia 16:19-17:14 2e Testament: Johannes 14:15-21; 15:10-12.


Opnieuw een dubbele Parasha. In bepaalde jaren wordt dit gescheiden gelezen, zoals dit jaar 2022. Tegelijk zijn we aangekomen in de laatste hoofdstukken van Leviticus, het 3e boek van Mozes. Hoe hebben jullie het ervaren? Ik denk: soms taai of moeilijk. Of toch mooi en indrukwekkend? Het roept zeker vragen op, al die ‘voorschriften’ ‘op de berg’ uitgesproken’. Aan het eind van deze studie kom ik daar op terug.

Nu gaan we snel lezen en hier en daar geef ik aan wat mij opviel.


Leviticus 25:1 In de vorige Parasha stond de openingszin ‘Spreek tot..’ centraal. Diverse keren kwam het voor, deze week tweemaal. Jahweh geeft aan Mozes de opdracht Zijn woorden tot de Israëlieten te spreken. Op de berg Sinaï klinken deze woorden. Op de berg, het is de eerste titel van deze Parasha.

Leviticus 25:1-7 Eigenlijk staat het volk nog aan het begin van de woestijnreis. Toch moet Mozes al spreken over een sabbat voor het land. Het land waar zij naar toe zouden gaan. Elk zevende jaar moest het land rust krijgen. In dat jaar werd er niet gesnoeid, gezaaid of geoogst. Hij zou zorgen voor een dubbele opbrengst.

Leviticus 25:8-17 Na 7 sabbatsjaren, dat is 7 x 7 jaren, komt het jubeljaar. Dat is het 50e jaar. Het jubeljaar begint met de aankondiging van een sjofar op de Grote Verzoendag. Het jubeljaar is een jaar van vrijheid voor het land en de mens. Bezittingen worden teruggegeven, schulden worden kwijtgescholden. Nauwkeurig moet Mozes spreken over de wijze van vrijlating of kwijtschelding. Ik herken hierin de liefdevolle Vader, die rechtvaardig zorgt voor Zijn kinderen en orde brengt. Tegelijk vraagt het van de kinderen een gezonde vrees voor Hem.

Leviticus 25:18-22 Het gevolg van het naleven van deze voorschriften is dat het volk veilig zal wonen, er vrucht zal zijn, tot verzadiging toe. Hij zorgt voor voldoende opbrengst, ook in de jaren dat er niet geoogst mag worden. Wat een uitdaging om te vertrouwen op Zijn wonderlijke voorziening.

Leviticus 25:23-28 Let op vers 23! Het is Mijn land!! Het is niet van een mens of volk. Maar Hij geeft het aan Israël om er voor te zorgen. Wanneer dat niet lukt, vanwege bijvoorbeeld armoede, dan moet het land los gekocht worden, lossing. Het jubeljaar is daarvoor ook bestemd.

Leviticus 25:29-34 Niet alleen is er lossing voor het land, maar huizen moeten ook gelost worden. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen huizen in een ommuurde stad en het platteland.

Leviticus 25:35-55 De zorg van de Vader gaat verder. Nu specifiek voor de arme. Een ieder moet de arme ondersteunen, opdat hij in leven blijft. Bijvoorbeeld door geen rente en winst te nemen voor een lening. Of hem, na gekocht te zijn, geen slavenarbeid te laten verrichten. Hij zal als een dagloner zijn tot het jubeljaar. De arme zal losgekocht moeten worden, ook uit de handen van de vreemdelingen. Specifieke voorschriften worden genoemd en al deze voorschriften zijn gekoppeld aan het jubeljaar. Waarom al deze voorschriften? Israël is Zijn knecht, uit het land Egypte geleidt. Ik ben de HERE, uw God.

Leviticus 26:1-2  Deze verzen zijn de laatste die behoren bij de Parasha Behar, met de betekenis ‘op de berg’. Twee waarschuwingen komen terug: geen afgoden maken vier de sabbat.

Leviticus 26:3-14 De Parasha BeChoekotai, in mijn inzettingen (of voorschriften) begint hier. Het is de overgang naar de bekende verzen over zegen en vloek. Zegen en vloek, een rode lijn in Zijn Woord. Hier worden de zegeningen genoemd, maar wordt de vloek ook bij naam genoemd. Heel heftige woorden. Het schijnt dat tegenwoordig deze vloeken zacht in de synagoge worden uitgesproken.

Indien… Het woord wat steeds terugkeert. Indien gij wandelt in mijn inzettingen, dan… zoveel zegeningen worden genoemd. Regen voor het land, vruchten aan de bomen, brood, bescherming tegen de vijanden. Zijn Tegenwoordigheid in hun midden. Je zou toch niet anders willen?

Leviticus 26:14-17 Maar.. zo begint vers 14. Maar indien gij niet luistert, dan… vele vloeken worden genoemd. Tering, koorts, tevergeefs zaad strooien, Mijn aangezicht zal zich tegen u keren, vluchten voor de vijand.

Leviticus 26:18-19 Indien… gij dan nog niet Mij luistert, dan.. zevenmaal tuchtigen, de hemel maken als ijzer…

Leviticus 26:20-22 Indien…tegen Mij verzet, dan… zevenmaal harder slaan, wild gedierte…

Leviticus 26:23-26 Indien…na tuchtiging niet tot Mij keert, tegen Mij blijft verzetten, dan… zal Ik Mij ook tegen u verzetten, ook zevenmaal slaan, hongersnood, pest, aan de vijand overleveren…

Leviticus 26:27-39 Indien… gij nog niet luistert en zich blijft verzetten, dan… zal Ik mij met grimmigheid Mij verzetten, zevenmaal tuchtigen vanwege de zonden, u onder de volken verstrooien (zodat het land de sabbatsjaren vergoed krijgt), opgejaagd worden, vrees, onder de volken te gronde zijn.

Zo heftig allemaal…

Leviticus 26:40-42 Maar… en dan komt Zijn genade, Zijn liefde weer tevoorschijn, Hij kan en wil niet loslaten, maar… belijden zij hun ongerechtigheid en ontrouw, dan… zal Ik het verbond herdenken, het land herdenken…

Leviticus 26:43-45 Maar… het land zal verlaten worden… maar Ik versmaad hen niet.. maar Ik zal hen ten goede gedenken. Ik ben de HERE, de altijd aanwezige.

Leviticus 26:46 Nogmaals het volk staat aan het begin van de woestijnreis en krijgt al deze woorden te horen. Ook een toekomstplaatje, terwijl ze niet eens in het land zijn.

Leviticus 27 Eigenlijk is met vers 46 het boek afgesloten. Toch volgt een hoofdstuk over lossing. Is dit hoofdstuk later toegevoegd? In ieder geval krijgen we meer details over de lossing. De kern lijkt mij: doe niet zo maar een belofte naar Hem toe. Om dat te voorkomen is het belangrijk dat bij elke belofte een prijs betaald wordt. In dit hoofdstuk lezen we meerdere details.


Jeremia 16:19-17:14 We gaan naar de Haftaralezing en komen terecht midden in de profetieën van Jeremia. Hij begint met een prachtige parel: “HERE, Mijn sterkte, mijn burcht, in tijden van benauwdheid…”. Die benauwdheid ervaart Juda. Hun zonde is groot, de vijanden komen. Ze zullen het land moeten loslaten. Jeremia spreekt ook over de zegen en vloek. Gezegend is de man die… Vervloekt is de man, die… Je blijft groen, fris, draagt vrucht als je op Hem vertrouwt.

Vergeet de laatste verzen niet te lezen. Wat een parels. Hij is de hoop van Israël. Genees mij HERE.


Johannes 14:15-21; 15:10-12 Opnieuw vallen we ergens midden in. Het zijn de laatste woorden van Jeshua, kort voordat Hij zijn leven zal geven. Hebt Mij lief! Hij weet het. Mij liefhebben, Mijn geboden liefhebben, dat kunnen we niet zonder de Helper. De Heilige Geest, ook Trooster genoemd, zal komen. Over welke geboden spreekt Jezus trouwens? Alleen over de samenvatting van de Thora (de ‘wet’)? De Vader liefhebben, het hoofdgebod. Of is het nog meer? Als wij zijn intentie, Zijn hart in de geboden in de Thora ontdekken, zou onze liefde voor Hem dan nog mee groeien?