Parasha 15 Ga (Bo)
Lezen Exodus 10:1-13:16; Jeremia 46:13-28; 1 Korintiërs 11:20-34
Wat mag ik bij het lezen van deze Parasha ontdekken? Welke parels? Welke lijn? De vorige keer kwam Hij: Hij verscheen (en zal verschijnen). Vandaag heeft de Parasha een geheel andere naam: Bo. De betekenis is ‘Ga’, maar ook ‘kom’. Het volk moet gaan om tot Hem te komen. De Farao moet het volk laten gaan.
Met de woorden ‘kom’ en ‘ga’ in ons achterhoofd, gaan we snel lezen en zullen we ontdekken dat dit alles met ‘dienen’ te maken heeft.
Exodus 10:1,2 De toon wordt direct gezet. Ga! Hij heeft het hart van Farao en zijn dienaren onvermurwbaar gemaakt. Mijn tekenen zijn aan hem getoond. En de kinderen van de Israëlieten zullen dit herinneren wat Hij onder de Egyptenaren voor tekenen heeft verricht. Zij zullen weten: Ik ben de HERE.
Exodus 10:3-5 De achtste plaag, sprinkhanen. Mozes moet naar de Farao. Hoelang weiger je te verootmoedigen. Laat Mijn volk gaan om Mij te dienen! Denke even aan mijn intro. Als Farao weigert dan zullen sprinkhanen het land bedekken. Hij weigert en Mozes en Aäron gaan.
Exodus 10:7-11 Na alle plagen adviseren de dienaren nadrukkelijk. Laat deze mannen toch gaan. De Farao laat Mozes en Farao terugkomen. Een onverschillige vraag wordt gesteld: ‘wie gaat er eigenlijk?’ De Israëlische mannen mogen gaan om Hem te dienen, maar de vrouwen en kinderen en het vee niet.
De Farao blijft uiteindelijk weigeren en jaagt Mozes en Aäron weg, met de opmerking: “Neem u in acht want onheil bedreigt u’. Na alle plagen en de laatsten op komst is het maar de vraag: voor wie gaat het heil komen en voor wie gaat het onheil komen.
Exodus 10:12-20 De HERE geeft Mozes de opdracht om de hand uit te strekken naar de hemel. De sprinkhanen komen. Nooit zijn er zoveel geweest, nooit zullen er nog zoveel in één komen. De HERE deed een oostenwind wind waaien, later de westenwind als Mozes op verzoek van Farao bad. Hij vraagt tegelijk om zegen.
Exodus 10:21-29 De negende plaag, duisternis Zonder aankondiging moet Mozes de hand uitstrekken en er zal een diepe duisternis komen. Drie dagen kon niemand iets zien. In Gosen bleef het licht schijnen. De Farao is bereid om het volk te laten gaan, echter zonder vee. Mozes antwoordt: het vee is nodig voor offers om Hem te dienen. Farao weigert. Ga weg van mijn aangezicht, is zijn reactie. Hij wil hen niet meer zien. Nee, Mozes en Aäron zullen niet meer komen.
Wat een gevecht is er gaande om het volk te laten gaan? Zoveel tekenen, zoveel plagen! Maar de tiende plaag, de beslissende komt. Vanaf nu lezen we een drie lijnen. De lijn van de voorbereiding op de uittocht en verlossing. De uitleiding en verlossing. En de lijn van voorbereiding hoe Hij gediend wil worden nu, en in het beloofde land.
Exodus 11 De tiende plaag wordt aangekondigd. Mozes moet nu niet naar de Farao gaan, nee naar zijn eigen volk. Eindelijk komt he volk in beeld. Het volk moet van de Egyptenaren goud en zilver vragen om mee te nemen. De Egyptenaren zijn bereidwillig. Mozes, het volk staan goed bekend.
Het volk krijgt te horen wat de tiende plaag is. De dood van alle eerstgeborenen. Wordt daarmee de dood van alle jongetjes in het begin van Exodus gewroken? Er zal luid gejammer zijn, maar jullie zullen veilig zijn.
Exodus 12 Terwijl het volk de inhoud en aankondiging van de tiende plaag heeft gehoord, gaat de HERE verder met spreken tot Mozes en Aäron. Deze maande zal de eerste maand zijn, het begin van de maanden. De telling zoals Hij het wilde.
Tegelijk wordt het Pascha, Pesach ingesteld. Op de tiende van deze maand zult gij… De instelling is voor de nabije toekomst. Ook voor de komende uittocht. Het bloed van het jonge, gave. Éénjarige dier zal aan de deurpost moeten worden gestreken. Als de Engel des HEREN langskomt en dit ziet, zal hij voorbijgaan.(= Pesach)
De HERE voltrekt zelf de tiende plaag. Hij zal doortrekken. Het bloed is de bescherming. Pesach is ingesteld, mede en vooral om te herdenken. Hij heeft het volk verlost uit Egypte. Hij heeft het volk geslacht, dat is recht! Gedenk, gedenk, herinner!
Het volk boog zich neer.
Exodus 12:29-43 De tiende plaag, de dood van de eerstgeborenen. Het is middernacht, donker, de HERE sloeg iedere eerstgeborene. Een luid gejammer. Farao stond op. Hij ontbood Mozes en Aäron. Het volk mag gaan. Neem alles mee. De Egyptenaren drongen er ook sterk op aan: vertrek haastig. Ze kregen goud, zilver, kleding mee. Precies 430 jaar was Israël in Egypte geweest. Het profetische woord aan Abraham werd vervuld. (Genesis 15:13).
Een nacht van waken was dit voor de HERE. Een nacht van waken ter ere van de HERE!
Exodus 12:43-51 Opvallend is dat we opnieuw kort overgaan naar het Pesach. Hoe wil Hij gediend worden? De importantie lijkt duidelijk. De uitredding gaat beginnen. Volgens hun legerscharen, opmerkelijk is dat dit is vermeld.
Exodus 13 Tegenover de dood staat het leven. Leven heeft altijd het laatste woord. Nog voor het vertrek wordt hier de nadruk op gelegd. De eerstgeborenen van de Egyptenaren zijn dood. De eerstgeborenen van de Israëlieten leven en zullen geheiligd worden voor Hem. Apart gezet. Ze zijn Mijn eigendom.
Dan lezen we voor de 3e keer over de instelling van Pesach. Bij het gedenken worden de zonen betrokken. Op sederavond in de huidige tijd zien we dat met de viering terug.
De Thoraportie eindigt met de woorden: “… want met een sterke hand heeft de HERE ons uit Egypte geleid”. Waar zullen we gaan zonder Hem, waar zullen we komen zonder Hem?
Jeremia 46:13-28 In Jeremia lezen we opnieuw over een oordeel over Egypte. Hij gebruikt daarvoor de koning van Babel. Bij het lezen herken je de overeenkomsten met de tien plagen.
De slotverzen (27,28) zijn parels. “Vrees niet, mijn knecht Jakob, vrees niet… Ik zal verlossen uit verre streken.. Jakob zal terugkeren uit het land van gevangenschap … vrees niet, Ik ben met u… met alle volken, waaronder ik u verstrooid heb, zal ik voorgoed afrekenen…. Ik zal u (Jakob) zeker niet vrijuit laten gaan.” Lees en proclameer de komende week deze teksten. Bid naar aanleiding van deze teksten. Wij behoren bij de volken? Is het bloed van het Lam aan onze deurpost, als deze afrekening komt?
Lucas 22:7-28 (1 Korintiërs 11:20-34) De discipelen bereiden Pesach voor, te beginnen met de maaltijd. Jezus, Jeshua is in hun midden. ‘Vurig heb ik begeerd dit Pascha met u te vieren’. Hij gaat, maar komt terug. Dan mogen we met Hem de wijn drinken in het nieuwe Koninkrijk, dat is gekomen.
De gesprekken gaan tijdens de maaltijd verder. Over heersen en dienen. Er is Eén in hun midden aanwezig en zegt: ‘Maar Ik ben in uw midden als dienaar’. Hij diende ons, als Knecht, als Mensenzoon om de weg naar de Vader te openen, zodat wij tot Hem komen. Laten wij als volk uit de heidenen Hem dienen, uiteindelijk samen met Zijn volk vanaf het begin.