Parasha 3 Lekh, l'kha Ga gij!
Lezen Genesis 12:1-17:27; Jesaja 40:27-31 en Romeinen 4:1-25
Het is elke week weer een uitdaging om deze ‘Parels uit de Parasha’ te schrijven. Vooraf doe ik geen onderzoek en achteraf voeg ik niets toe. Ik begin met het lezen en probeer onder woorden te brengen wat mij opvalt, wat voor mij een parel is. Soms stel ik een vraag. En ik verlang steeds uit te komen bij Jeshua, Jezus!
Wat zijn de parels van deze Parasha?
Genesis 12:1-3 De eerste verzen zijn heel bekend. Ga uit het land Abram, naar een land dat Ik zal wijzen. Daar spreekt geloof uit. Ga er maar aan staan. Het geloof wat in deze hoofdstukken zal worden beproefd, diep getest, maar uiteindelijk tot gerechtigheid zal worden gerekend. (15:6) God verbindt het gaan van Abram met Zijn zegen. De zegen die in deze hoofdstukken opnieuw veelvuldig voortkomt. Uit deze verzen komt ook: ‘Wie Israël zegent, zal gezegend worden. Wie Israël vervloekt, zal vervloekt worden’.
Genesis 12:6,7 Sichem is de eerste plek in Kanaän, die Abram bereikt. Hij bouwt daar een altaar. Opvallend is dat Abram van God hier de landsbelofte krijgt. Sichem is het huidige Nabloes. Midden in Samaria, wat de wereld aan de Palestijnen wil geven. Het is duidelijk aan wie het beloofd is.
Genesis 12:8,9 Abram trekt door naar Betel (bij Ai) en roept bij het altaar de Naam des HEREN uit. Plaatsen die later terugkomen. En hij gaat door naar het Zuiderland.
Genesis 12:10 Er komt hongersnood. Het geloof van Abram wordt beproefd. Gaat hij, zonder een spreken van God? Had hij moeten vertrouwen? In ieder geval is hier een begin van een andere lijn, een parel. Abram komt uit Ur, reist door het land Kanaän naar Egypte en terug. Dit is het hele gebied wat in 15:18 wordt genoemd en naar mijn mening verwijst naar de heerbaan in Jesaja 19:23-25.
Genesis 12:11,17,19 Nog een test voor Abram. Hij heeft een knappe vrouw! Het dreigt mis te gaan, maar God waakt. Uiteindelijk spreekt de Farao: ga van hier.
Genesis 13:4 Dan komt Abram weer in Bethel. Daar roept hij opnieuw de Naam des HEREN aan. Of Lot hierin geestelijk meegaat is voor mij een vraag. Na een conflict krijgt hij de kans in het land eigen grond te krijgen, maar hij kiest voor een plaats buiten de grenzen. Daar gaat Lot. Naar Sodom, een plaats met zonde.
Genesis 13:12-16 De tegenstelling met Abram is groot. God laat hem het hele land zien vanaf een berg, opnieuw in Samaria. Dit land is voor jouw en je nageslacht (zaad). Het is duidelijk aan wie het beloofd is.
Genesis 13:18 Abram gaat naar Hebron. Deze plaats zal veelvuldig in de bijbel terugkeren. Denk aan de tijd van David, bijvoorbeeld.
Genesis 14:13 Een vluchteling brengt Abram op de hoogte dat Lot in grote problemen is. Detail is dat Abram ‘Hebreeër’ wordt genoemd, ‘van de overkant’. Hij was van de overkant van de Eufraat gekomen naar Kanaän, nu moet hij van de overkant komen, om Lot te bevrijden uit de handen van enkele koningen. Abram blijkt een goede strijder te zijn met zijn mannen.
Genesis 14:18-20 Bij terugkomst heeft hij die wonderlijke ontmoeting met Melchisedek, de koning van Salem. Hij krijgt brood en wijn, en natuurlijk een zegen. Wie is deze koning? Psalm 110; Hebreeën 7 spreken ook over hem.
Genesis 14:22-24 Dit is geestelijk onderscheid van Abram. Hij weet van wie hij zegen wil ontvangen, en tegelijk weigert hij het loon te ontvangen van de (zondige) koning van Sodom. Door hem wil hij niet rijk worden.
Genesis 15:1,2 God verschijnt opnieuw. Hij zal loon geven, zeer groot. Een prachtige overgang. De Almachtige is bezig de beloofde zegen uit te werken. Voor het eerst lezen wij over een gebed van Abram. Hij maakt zich zorgen over wie zijn erfgenaam is?
Genesis 15:4,5,6 God is duidelijk: jouw eigen zoon! Door dit alles groeit het geloof van Abram en dat zal hem tot gerechtigheid worden gerekend (zie later bij Romeinen 4).
Genesis 15:7-21 Deze verbondssluiting is zo’n parel. Er zijn roofvogels! Een beeld van hen die Gods belofte met Israël willen stelen? In ieder geval spreekt God over een toekomstig lijden van zijn nageslacht, 430 jaar. Dit is exact uitgekomen. Het Joodse volk was 430 jaar in Egypte, toen zij moesten gaan. Naar het land wat hier opnieuw wordt beloofd. De omvang is veel groter en komt naar mijn mening overeen met Jesaja 19:23-25.
Genesis 16:2,7 Abram en Saraï zullen ongetwijfeld over de erfgenaam spreken. Komt hij nog wel? Abram gaat in op een voorstel van Saraï. Dit zal veel consequenties in de geschiedenis krijgen. Eerst vlucht Hagar. Vluchten lijkt een tegenstelling van ‘het gaan in opdracht van Hem’. Maar tijdens de vlucht verschijnt de Engel des HERE. Voor het eerst krijgt een kind voor de geboorte een naam, Ismaël. Zijn karakter wordt beschreven. Herkennen we iets uit deze tijd?
Genesis 17 Een parel, dit hoofdstuk. Het is 13 jaar later na de geboorte van Ismaël. De HERE zegt: wandel voor Mijn aangezicht. Hij spreekt opnieuw over het verbond en belofte. Een schitterende uitwerking van 12:2,3 kunnen we hier lezen. Hij spreekt over de besnijdenis. Over de zegen voor Ismaël, maar ook over de zoon van de belofte: Isaak. Een nieuw begin breekt.
Jesaja 40:27-31 De weg die Israël (Jakob) gaat is voor Hem niet verborgen. Als je met Hem gaat, krijg je steeds opnieuw de kracht. Als je wandelt, Hij zorgt voor je, zodat je niet moe wordt.
Romeinen 4 Een mooie connectie. Wandelen in geloof, geloof in Hem stellen. Het is zo belangrijk eerst Genesis 12-17 te begrijpen, dan wordt dit hoofdstuk over geloof veel begrijpelijker.
Romeinen 4:27 Wij mogen ons geloof vestigen op Jezus, die uit doden is opgewekt, die overgeleverd was om onze zonden en opgewekt is, zodat wij rechtvaardig de weg mogen gaan. Ga, gij!